Het is bij De Nieuwe Gang traditie om een tentoonstelling af te sluiten met een finissage, waarbij een genodigde zijn/haar licht laat schijnen over het werk dat werd getoond. Bij Bladgoudjongens viel de eer te beurt aan artistic researcher Jam van der Aa.
Zij sprak op zondag 24 april 2022 deze woorden:
"Er was er eens. . .
Ik was eens een weerbarstige tiener die niets mocht. Ik verlangde naar de wereld. Stiekem dus, liftte ik dikwijls naar Nijmegen om het saaie, dorpse leven te ontvluchten.
Over de Graafseweg kwam ik dan Nijmegen binnen en aan de rechterkant van de Graafseweg stond een raadselachtig pand. Met neonlicht voor de ramen. Was daar vrijheid? Was dat kunst?
Ik had er nooit op gerekend dat ik op de finissage van de meneer van dát pand zou mogen spreken.
We leven in turbulente tijden. We proberen grip te krijgen en betekenis te verlenen.
We doen dat door het maken van verhalen. Soms met woord. Soms met beeld. Sommigen aan de keukentafel, voor anderen is het hun werk.
De herhaling van dierbare verhalen zorgt ervoor dat de dingen die voorbijgaan, toch ook blijven.
Bladgoudjongens I, en II, en III beslaat bijna een heel oeuvre. Een heel leven. De kunstenaar die het werk herhaaldelijk ter hand neemt, bewerkt, weghaalt en eraan toevoegt. Met toewijding. Met liefde. Een silver lining. En zelfs bladgouden vlakken.
Intens geraakt was ik. Toen ik de eerste keer voor een bladgoudjongen stond. Iets resoneerde er diep in mij. Een intens verlangen, dacht ik te herkennen.
[Saudaadgù], zeggen ze in Portugal. Met hoop gevulde melancholie.
Ik had het geluk helemaal in mijn eentje door de Nieuwe Gang te dwalen toen ik het werk hier kwam bekijken. Ik moest erbij gaan zitten.
Ironisch genoeg zag ik toen ik weer opstond, dat ik de stoel had gepakt onder het werk 'Van dingen die voorbij gaan'.
Ik was van mijn stuk gebracht. Iets was hier helemaal niet voorbij.
Ik herinner mij de Acacia's, die in een vorig leven aan de Graafseweg stonden. Bomen die geurend bloeien en sneeuwstormen veroorzaken in het begin van de zomer, als de dorre bloemen door een zuchtje wind speels de boom verlaten. Feestelijke vliegertjes van vloeipapier.
Elke dinsdagochtend van 10.30 tot 11.30 u. De tijd als trouwe metgezel. Tekenen. De uren, de dagen, de jaren. Nauwgezette vlijt. Laag voor laag. Tot de kern. Maar altijd dat verlangen.
Op hoeveel verschillende manieren kan het leven lopen, als de ruisende sneeuwstorm van Acacia-vliegertjes loskomt van de boom?
Hoeveel keer kun je een verhaal herschrijven? Op hoeveel verschillende manieren kun je met een potloodtekening iets uitdrukkingen? Hoe vaak dezelfde handeling verrichten? Hoe vaak een gedachte denken, een beeld scheppen, een woord herhalen?
Een verlangen dat niet vervaagt.
Het werken als bezwering.
Het is de eenzaamheid. Die overrompelt mij.
Ik ben dol op roze koeken. Altijd al geweest. Die kleur, dat mierzoete van begin tot einde.
Mijn verlangen naar roze koeken heeft er nog nooit voor gezorgd dat ik grenzen heb overschreden of wetten of regels overtrad. Geen supermarkt of sportkantine heb ik opengebroken. Ik heb niemand beroofd of pijn gedaan.
'Ja maar Jam, had je dan wel écht veel zin in roze koeken?'
Ja! Zoveel zin dat ik er onderste boven van op de bank hing. Fantaserend over de smaak, de luchtigheid van de cake en de textuur van het glacé. En hoe het op mijn tong zou smelten.
Je kunt nu eenmaal niet elke dag, op elk tijdstip roze koeken eten.
'Ja, maar Jam. Dat kán dus wel.'
Okay. Ik zal het anders zeggen, ik ga als een volwassene om met mijn verlangens naar roze koeken. En volgens mij neemt u direct van mij aan, dat het met mijn morele kompas wel in orde zal zijn. Aangaande roze koeken.
Roze koeken veroorzaken niet al te veel gedoe. Roze koeken zijn veilig.
Je kunt van streek raken omdat het karmijn voor het roze glacé van gemalen luizenvrouwtjes wordt gemaakt. Of omdat er andere dierlijke producten inzitten. Omdat ze er palmolie of suiker instoppen. Ongezond, niet goed voor de lijn.
Maar als ik zin heb in roze koek, kan ik dat gewoon met de wereld delen.
Mijn verlangen is van mij. Dat wil zeggen, als ik geen extremistische moraalridder tegenkom.
De bladeren van de Acacia's fluisteren: 'Wie zal de vrijheid van het verlangen verdedigen?'
En het werk van Bart Drost kijkt terug naar ons, ook al zijn alle ogen overgeschilderd. Het vertelt je dat wat jij ziet, voornamelijk wordt bepaald door jou.
Heb je goed gekeken? Heb je goed geluisterd?
Wat weet je er eigenlijk van? Heb je vragen gesteld?
En dan bedoel ik, heb je échte vragen gesteld.
Niet van die vermomde oordelen met een vraagteken erachter.
De muren hier spreken krakend: 'Wat je zegt, ben je zelf.'
Ik wil bloot zijn en beginnen.
Laat me schuilen in een leven op papier,
Bevrijd van mijn eigen gewicht.
Want ik ben opgesloten in de muren van de tijd.
In de stilte.
Zij hebben geen oren,
Maar laten we spelen.
En dan was ik de prins.
De bladgouden jongen,
die leeft in verhalen op papier."