Bart Drost stuurde 24 vrienden bovenstaand bericht via whatsapp en ontving daarop de volgende reacties.
__________
Op die leeftijd . . . lastig want lang geleden. Maar hij (ik) zal aan mijn moeder hebben gedacht, thuis, of aan hoe ik me straks op de speelplaats overeind hou, of aan iets lekkers, snoep, een ijsje, of aan mijn 'hut' ergens achter in het bos, of aan mijn skelter (vroeger met kinderwagenwielen), of aan een uitje naar het zwembad (open lucht, met speeltuin), of aan woonwagen kinderen die me molesteerden als ik daar langs moest op weg naar huis, of aan mijn boek of tekenschrift waar ik mee bezig was, of aan het kalven van een koe (waar ik met mijn neus bovenop stond), of? of was het niet de bedoeling dat ik het op mezelf betrok? Van mijn kleinzonen weet ik dat zij niet altijd rooskleurig zullen dromen, ik denk dat ze met name ook bezig zijn met hoe ze zich binnen de groep staande kunnen houden, vriendjes maken, meetellen, goed genoeg zijn? Van die dingen.
__________
Ridders op galopperende paarden in door stormen getekende vergezichten. Vrienden maken in de pauze. Lego (in zijn hoofd verder bouwen aan een lopend project). De videogame die hij momenteel speelt. Het verhaal dat de leraar aan het vertellen is.
__________
Hoe lang zal ik op deze kersenpit sabbelen. Ik loop straks eerst naar de kersenboom. Eerst kijken of ons moeke thuis is. Als Zus het ballenwijf mij straks weer op sluit dan ren ik weg. Straks eerst kachelhout maken en daarna voetballen.
__________
Knikkeren. Door de uiterwaarden struinen. Een zeepkist bouwen. Meedoen aan Stuif'es In. Meedoen aan het Songfestival.
__________
De dag naar het circus: de spannende houten trappen en zitjes, maar de clown was stom. Het nieuwe hondje van de buren. De meester die boos was geweest tegen een vriendje. De dropjes die ik in de winkel zomaar uit de pot gepakt had. Dat ik liever touwklimmen deed dan baltrappen.
__________
Zijn hondje (konijn, kat). Wat hij straks gaat doen. Strubbelingen met een klasgenootje. Gamen. Hoe je vriendjes wordt met iemand. (Ik was in de eerste klas bang voor sommige boerenjongens en piekerde hoe je met hen om moest gaan.)
__________
Wat er in de lunchtrommel zit. Wat na school te gaan doen als je met een van je vriendjes mee gaat om te spelen. De pauze en alle spellen die je dan kunt spelen. Wij hadden karren waar je op kon zitten. Deze kar kon dan door een ander meegetrokken worden. Ook hadden we een soort auto variant hiervan waar een kindje in de auto zat en deze kon besturen en die werd dan geduwd. Verder een grote zandbak waar van alles in kon worden gebouwd en gedaan. We speelden tikkertje of verstoppertje. Voetbal heb ik ook veel gedaan in de pauzes. Ikzelf was gek op dino's dus het fantaseren van dino's buiten op straat. Dit kon ook worden ingewisseld voor cowboys, raceauto's of voetbal.
__________
Met zijn fiets over de schans heen gaan. In de boom klimmen en misschien zelfs een boomhut erin bouwen. Wachten op de grote boodschappen van mama. Spelletjes spelen op de computer. Belletje lellen in de buurt.
__________
Straks weer voetballen op het veldje en ik weet nu hoe ik 't ga doen. Saaaai? Ik heb vanochtend iets stoms gezegd tegen mijn vriendje. Ik hoop dat ie 't niet zo opvat. Straks een koekje bij de thee en dan weer verder met mijn modelbouwproject. Ik heb steeds dat liedje in mijn hoofd.
__________
Werkelijk geen idee waar ikzelf op die leeftijd mee bezig was. Gokje: voetballen, hutten bouwen, Lego.
__________
Het jochie denkt 'waarom zit ik hier? Het is gek dat de grote mensen mogen beslissen over wat ik moet doen. En dat ze zeggen dat ik ze later dankbaar zal zijn. Dankbaar dat ze mij dit geleerd hebben. Ik denk dat er niets anders op zit dan te wachten totdat dit voorbij is. Totdat ik zelf kan beginnen met mijn leven. Ik geloof niet dat de meesters, mijn ouders of de buren weten wie ik ben. Dat is zo gek; niemand kent mij, ziet mij maar iedereen weet dat dit het beste voor mij is. Voor mij. Niemand vraagt mij iets. Over wie ik ben. Hier zitten en luisteren naar de meester, dat is wie ik ben. Zonder mij te kennen denken zij te weten dat? Ik kan geen kant uit. Ik moet maar wachten tot dit voorbij is. Volgende week weer een proefwerk; laat ik zorgen een voldoende te halen. Dan is dit snel voorbij. En dan kan ik aan mijn eigen leven beginnen.' Dit herinner ik me. Dergelijke gedachten.
__________
Ik wil eigenlijk buiten spelen. Ik zou mijn nieuwe step willen poetsen. Ik wil PowPatrol kijken. Liz is stom en ze mag niet op mijn feestje komen. Ik wil voetballen.
__________
Ik moet plassen maar dat kan pas als het speelkwartier is. Zal mama thuis zijn als ik uit school kom? Als de deur op slot is, is ze boodschappen aan het doen. Dan moet ik naar de buurvrouw, vind ik niet zo leuk. Ik wil later graag priester worden. Jammer dat je je hoepel niet mee mag nemen naar school. Het lijkt me zo leuk om hoepelend naar huis te gaan als de school uit is. Theo Schalken zei dat sinterklaas niet bestaat maar papa zei dat ik hem niet moet geloven.
__________
Ik heb werkelijk geen idee. Zoals je weet heb ik geen actieve herinnering aan mijn jeugd en vind deze vraag daarom niet te beantwoorden.
__________
Pauze. Vriendinnetje. IJsje. (Mijn zoontje zegt: 'dat ligt eraan wat ik buiten zie, als ik een hond zie buiten dan denk ik aan een hond'). Vakantie. Voetballen. Miljonair zijn. Zusje pesten.
__________
De jongen denkt aan snoep. Of aan zijn huisdier. Een goocheltruc. Zijn lego of een pretpark. Misschien denkt hij ook wel aan een microscoop?
__________
Dat hij bijna naar groep twee gaat en dan bij de grote kinderen hoort. Met wie hij vanmiddag zal afspreken om te gaan spelen. Wat hij zal eten vanavond. Hij vraagt zich af of hij in die boom daar zou kunnen klimmen. Dat hij graag zou vliegen.
__________
Uit mijn herinnering van 60 jaar geleden het volgende: Regendruppels die op het raam een chaotisch pad naar beneden nemen. Geweerschoten in de verte van het militair oefenterrein geven een unheimisch gevoel. Hoe de dichte mist het zicht op gebouwen wegneemt. De poldertocht die we gaan maken op woensdagmiddag. De hut die we gemaakt hebben in de loods met appelkistjes van een boerenvriendje. Nog vele kwajongensstreken die tegenwoordig niet meer mogelijk zijn.
__________
Het is bijna speelkwartier, kunnen we gaan knikkeren en bokspringen. Ik zoek mijn 'zit steen' op. Veilig.
__________
Hij denkt aan Mimoenland (zijn eigen fantasieland ergens in het heelal maar niet in de Melkweg maar een ander sterrenstelsel). Aan zijn eerste gitaarles die komen gaat. Aan de prachtige glittersneakers die hij met zijn oma gezien heeft. Aan de White Stripes. Aan Dolfje Weerwolfje. Aan zijn verjaardag die steeds dichterbij komt.
__________
Hij is bezorgd over zijn moeder, want die is ziek. Hij hoopt dat ze snel beter wordt en niet dood gaat want - en dat is zijn volgende zorg - dan moet hij leven met zijn vader zonder de bescherming van zijn moeder. Verder droomt hij over zijn vriendje die twee rijen voor hem zit.
__________
Ik keek zelden naar buiten, dat mocht niet en ik was een strebertje. Ik denk dat ik vooral naar huis wilde, ik verveelde me nogal op school. En ik denk dat ik dacht aan eten, ik at en snoepte toen echt heel vaak. Verder zou ik het echt niet weten.
__________
Met mijn dagdromen op 7 jarige leeftijd kom ik niet veel verder dan wat wenselijk gedrag naar schooljuf, ouders en groepjes in de klas/school.
__________
Hij denkt aan welke avonturen zijn twee beertjes vandaag nou weer zullen beleven. Wat hij kan doen om straks onder de gymles uit te komen. Hij ziet door het raam een vliegtuig hoog in de lucht en droomt van verre landen. Hij denkt aan het grote geheim dat alleen hij kent. Aan zijn hond die blij kwispelt als hij straks van school weer thuis komt.