lieve jongen - han cto nijmegen - 2006

In Mei 2006 haalde Drost zijn diploma Creatief Beeldend Therapeut aan de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN). Hij sloot zijn studie af met de performance 'Bob, Bep, Bas en de anderen'. Daarin leest hij een fictieve brief die wijlen zijn moeder aan hem zou hebben kunnen schrijven. In deze performance ook toont hij voor de eerste keer een serie portretten van patiënten die hij in therapie mocht begeleiden aan de Neurokliniek van het Vincent van Gogh Instituut in Venray.


Next

de tekst

"Lieve jongen,


 het is de hoogste tijd weer iets van mij te laten horen. Al hebben we al lange tijd geen contact meer gehad, weet dat ik je volg en met je mee ga in al jouw doen en laten. Als je niets van mij hoort betekent dat nog niet dat jij uit mijn gezichtsveld bent verdwenen. Je bent een deel van mij en als zodanig maak ik jouw leven mee en voel ook ik waar jij door wordt geraakt. Je bent zo'n gevoelige jongen!


Wat een verrassing was dat, toen jij besloot om verder te gaan leren voor creatief therapeut. Een beetje schrikken ook: jij werken met al die zwaar ongelukkige en depressieve mensen. Kun jij dat wel aan? Als het je kunst maar niet in de weg staat.


Je maakt zulke mooie dingen. Die creativiteit heb je van mij, zeggen ze. Jammer dat ik pas ben gaan schilderen nadat ik die beroerte heb gehad. Toen pas ben ik gaan beseffen hoe prachtig het is als je dingen zomaar uit jezelf kunt maken. Maar ja, wat moest ik op gegeven moment met al die schilderijtjes? Het was jammer dat ze niets hebben opgebracht. En ze zomaar aan Jan en alleman geven dat vind ik ook niets.


Maar jij hoefde toch helemaal niet meer een opleiding te gaan volgen? Jouw werk verkocht toch goed? En je had zo nu en dan mooie opdrachten.


Waarschijnlijk is het omdat jij ook zo graag onder de mensen bent, net als ik. Dan bloei ik helemaal op. Pappa had dat helemaal niet, dat creatieve. Die was ook het liefst op zichzelf. Hij zei altijd tegen mij: doe maar gewoon, dan doe je gek genoeg.


Nou ja, dat moest hij nodig zeggen. Want onder ons gezegd is hij toch degene die gek werd. Al mag ik dat natuurlijk eigenlijk niet zo zeggen. Want het was toch heel erg voor hem, dat hij zo overspannen werd. Daar weet jij gelukkig niets van af. Dat heb jij niet meegemaakt. Jij was toen pas een jaar of vier, vijf. Weet jij dat pappa toentertijd ook in Venray heeft gezeten.  Daar waar jij nu werkt. En hij heeft elektroshocks gekregen. Doen ze dat nu nog steeds? Hij is daarna nooit meer de oude geweest. Hij was vroeger zo warm en zo hartelijk.  Zo spontaan. En hij had  helemaal niet naar Venray hoeven gaan. Als hij maar wat meer vertrouwen had gehad. Want hij kon het, dat weet ik. En dat heb ik hem dat vaak genoeg gezegd.


Als hij maar zou willen, dan was hij verder gekomen. Had hij maar geloofd in mij.


Weet je nog dat ik jullie verbood om het woord gek te gebruiken als pappa in de buurt was. Dat is gelukkig allemaal voorbij nu. Maar het was een heel verdrietige situatie.


Was jij daarom laatst zo van slag? Toen die Bob, die patiënt in jouw groep zichzelf opgehangen had? Ik zag je huilend op de fiets van je werk naar het station. Maar het was jouw vader toch niet. Waarom dan zo verdrietig? Jouw vader is toch blijven leven. Toen. Maar op het moment dat ik hem het hardst nodig had, toen ik van hem afhankelijk was na die beroerte, toen heeft hij niet doorgezet. Toen niet. Hij was bang voor de kanker in zijn lijf. Zag op tegen ongeneeslijk ziek. Angst voor Alzheimer. Toen heeft hij niet gevochten. Hij heeft zichzelf laten inslapen. Daar ben ik nu nog steeds boos over. Jij had hem toen eigenlijk al niet meer nodig. Hoe oud was jij? 38?


Dat jij toen bij hem bent gebleven, aan zijn sterfbed, totdat hij stierf. Dat vind ik wel knap van je. Ik kon dat niet. Ik wilde dat niet meemaken. Eigenlijk deed pappa steeds zijn eigen zin.


Maar,maar, wat heb ik laatst moeten lachen! Om jou en Bep. Die patiënte  in jouw therapiegroep. Wat zat die vrouw jou op de nek. Ze liet je geen moment met rust.


'Doe ik het zo goed?' 'Moet ik het anders doen?' 'Wat moet ik nu doen?' 'Kom eens kijken' En steeds maar aan je plakken.  En achter je aan lopen. Als een vlieg om de strooppot. Ik zou er gek van worden. Wat een aanstelster! Ik begrijp niet hoe iemand zo kan afzakken. Dat een ander jou moet zeggen of het goed is wat je doet of niet.


Dat weet je verdorie zelf toch wel. En een keer vragen is wel genoeg, of desnoods twee keer. Ik kan me goed voorstellen, dat jij haar van je af duwde. Ik zag het gebeuren. 'Weg jij', dat zei je geloof ik ook nog. Maar waarom jij je daar nog zo onprettig bij voelde? Natuurlijk kun je dat als hulpverlener eigenlijk niet maken. Heel goed dat je dat op jouw opleiding hebt aangekaart. Maar het viel je niet mee om in de rol van die Bep te kruipen, hè! Tijdens die dramales. Je kreeg eerst bijna een hekel aan jezelf. En toen ineens viel het kwartje. Pas toen voelde jij wat er in die Bep om ging. Zo benauwend. Het was een plezier om te zien dat het contact tussen die Bep en jou in de volgende therapiesessies vrijwel zonder spanningen verliepen. Het ijs was gebroken. En helemaal mooi dat jullie het daar later ook nog over konden hebben. Dat je er zelfs grapjes over kon maken. Allebei.


En dan die aardige jongeman bij de therapie. Hoe heette die ook alweer? O ja, die Bas. Wat een leuk joch was dat, hè.  Jammer toch dat zo een gezonde knul op zo een afdeling terecht moet komen. Wat mankeerde hem eigenlijk? Volgens mij was er niets met hem aan de hand. Ja, wat veel onzeker, misschien. En alles goed willen doen. Op het perfectionistische af. En erg aan zijn ouders hangen. Eigenlijk was hij ergens blijven hangen in zijn ontwikkeling. Maar wel gauw op zijn teentjes getrapt, vond ik. Hij prakkiseerde te veel. Had soms ook een hoge dunk van zichzelf. Hoorde jij dat hij zei dat hij zelf ook een beetje een kunstenaar was? Maar jij ging heel goed met hem om, vind ik. Je liet hem in zijn waarde. Die jongen was toch niet gek! Maar, zeg eens, schrok jij daar zelf niet van? Toen die Bas op een keer zo vertwijfeld van woede was. En dat hij toen eigenlijk alleen maar huilen wilde. Maar dat wilde hij natuurlijk niet zo in de groep. Zo en plein public. Hij wilde zich groot houden. Ik vond het heel mooi van je, hoe je dat deed. Dat jullie samen naar een ander lokaal zijn gegaan. Daar was niemand. En daar kon hij zijn tranen de vrije loop laten. Hij huilde als een kind. Jij stond heel dicht naast hem. En legde toen heel lief een arm om zijn schouders. Je steunde hem en troostte hem. Dat vond ik heel ontroerend. Maar ik zou me toch wel een hoedje schrikken, als mij gebeurde wat bij jou gebeurde: je lid zwelde in je onderbroek! Heel even maar, maar 't gebeurde. Ik zag dat je je er geen raad mee wist. Nou, vertel dat maar aan niemand, jongen. Daar komt alleen maar narigheid van. En problemen. Maar ergens vind ik het ook heel erg mooi, dat het zo menselijk kan zijn, zo'n contact tussen patiënt en therapeut.


Zeg, die portretten, die je in je atelier gemaakt hebt van patiënten die klaar waren met de therapie, laat jij die nog eens ergens zien? Of blijven die weer in je atelier? En is dat nu tegenwoordig jouw kunst? Of is het meer iets wat bij die opleiding hoort? En die Bob, zit die er ook bij?


Zo. Ik kan nog duizend dingen meer schrijven. Maar dit lijkt me voor het moment voldoende.


Het ga je goed,

Ik hou van jou."

Next

registratie achteraf

Next

the making of...

terug naar archief

Next

Bart Drost

vrij kunstenaar

Graafseweg 183a
6531ZR Nijmegen