"Lieve
jongen,
het
is de hoogste tijd weer iets van mij te laten horen. Al hebben we al lange tijd
geen contact meer gehad, weet dat ik je volg en met je mee ga in al jouw doen
en laten. Als je niets van mij hoort betekent dat nog niet dat jij uit mijn gezichtsveld
bent verdwenen. Je bent een deel van mij en als zodanig maak ik jouw leven mee
en voel ook ik waar jij door wordt geraakt. Je bent zo'n gevoelige jongen!
Wat
een verrassing was dat, toen jij besloot om verder te gaan leren voor creatief
therapeut. Een beetje schrikken ook: jij werken met al die zwaar ongelukkige en
depressieve mensen. Kun jij dat wel aan? Als het je kunst maar niet in de weg
staat.
Je
maakt zulke mooie dingen. Die creativiteit heb je van mij, zeggen ze. Jammer
dat ik pas ben gaan schilderen nadat ik die beroerte heb gehad. Toen pas ben ik
gaan beseffen hoe prachtig het is als je dingen zomaar uit jezelf kunt maken. Maar
ja, wat moest ik op gegeven moment met al die schilderijtjes? Het was jammer
dat ze niets hebben opgebracht. En ze zomaar aan Jan en alleman geven dat vind
ik ook niets.
Maar
jij hoefde toch helemaal niet meer een opleiding te gaan volgen? Jouw werk
verkocht toch goed? En je had zo nu en dan mooie opdrachten.
Waarschijnlijk
is het omdat jij ook zo graag onder de mensen bent, net als ik. Dan bloei ik
helemaal op. Pappa had dat helemaal niet, dat creatieve. Die was ook het liefst
op zichzelf. Hij zei altijd tegen mij: doe maar gewoon, dan doe je gek genoeg.
Nou
ja, dat moest hij nodig zeggen. Want onder ons gezegd is hij toch degene die
gek werd. Al mag ik dat natuurlijk eigenlijk niet zo zeggen. Want het was toch
heel erg voor hem, dat hij zo overspannen werd. Daar weet jij gelukkig niets
van af. Dat heb jij niet meegemaakt. Jij was toen pas een jaar of vier, vijf. Weet
jij dat pappa toentertijd ook in Venray heeft gezeten. Daar waar jij nu werkt. En hij heeft
elektroshocks gekregen. Doen ze dat nu nog steeds? Hij is daarna nooit meer de
oude geweest. Hij was vroeger zo warm en zo hartelijk. Zo spontaan. En hij had helemaal niet naar Venray hoeven gaan. Als hij
maar wat meer vertrouwen had gehad. Want hij kon het, dat weet ik. En dat heb
ik hem dat vaak genoeg gezegd.
Als
hij maar zou willen, dan was hij verder gekomen. Had hij maar geloofd in mij.
Weet
je nog dat ik jullie verbood om het woord gek te gebruiken als pappa in de
buurt was. Dat is gelukkig allemaal voorbij nu. Maar het was een heel
verdrietige situatie.
Was
jij daarom laatst zo van slag? Toen die Bob, die patiënt in jouw groep zichzelf
opgehangen had? Ik zag je huilend op de fiets van je werk naar het station. Maar
het was jouw vader toch niet. Waarom dan zo verdrietig? Jouw vader is toch
blijven leven. Toen. Maar op het moment dat ik hem het hardst nodig had, toen
ik van hem afhankelijk was na die beroerte, toen heeft hij niet doorgezet. Toen
niet. Hij was bang voor de kanker in zijn lijf. Zag op tegen ongeneeslijk ziek.
Angst voor Alzheimer. Toen heeft hij niet gevochten. Hij heeft zichzelf laten
inslapen. Daar ben ik nu nog steeds boos over. Jij had hem toen eigenlijk al
niet meer nodig. Hoe oud was jij? 38?
Dat
jij toen bij hem bent gebleven, aan zijn sterfbed, totdat hij stierf. Dat vind
ik wel knap van je. Ik kon dat niet. Ik wilde dat niet meemaken. Eigenlijk deed
pappa steeds zijn eigen zin.
Maar,maar,
wat heb ik laatst moeten lachen! Om jou en Bep. Die patiënte in jouw therapiegroep. Wat zat die vrouw jou
op de nek. Ze liet je geen moment met rust.
'Doe
ik het zo goed?' 'Moet ik het anders doen?' 'Wat moet ik nu doen?' 'Kom eens
kijken' En steeds maar aan je plakken. En
achter je aan lopen. Als een vlieg om de strooppot. Ik zou er gek van worden. Wat
een aanstelster! Ik begrijp niet hoe iemand zo kan afzakken. Dat een ander jou
moet zeggen of het goed is wat je doet of niet.
Dat
weet je verdorie zelf toch wel. En een keer vragen is wel genoeg, of desnoods
twee keer. Ik kan me goed voorstellen, dat jij haar van je af duwde. Ik zag het
gebeuren. 'Weg jij', dat zei je geloof ik ook nog. Maar waarom jij je daar nog
zo onprettig bij voelde? Natuurlijk kun je dat als hulpverlener eigenlijk niet
maken. Heel goed dat je dat op jouw opleiding hebt aangekaart. Maar het viel je
niet mee om in de rol van die Bep te kruipen, hè! Tijdens die dramales. Je
kreeg eerst bijna een hekel aan jezelf. En toen ineens viel het kwartje. Pas
toen voelde jij wat er in die Bep om ging. Zo benauwend. Het was een plezier om
te zien dat het contact tussen die Bep en jou in de volgende therapiesessies
vrijwel zonder spanningen verliepen. Het ijs was gebroken. En helemaal mooi dat
jullie het daar later ook nog over konden hebben. Dat je er zelfs grapjes over
kon maken. Allebei.
En
dan die aardige jongeman bij de therapie. Hoe heette die ook alweer? O ja, die
Bas. Wat een leuk joch was dat, hè. Jammer
toch dat zo een gezonde knul op zo een afdeling terecht moet komen. Wat
mankeerde hem eigenlijk? Volgens mij was er niets met hem aan de hand. Ja, wat
veel onzeker, misschien. En alles goed willen doen. Op het perfectionistische
af. En erg aan zijn ouders hangen. Eigenlijk was hij ergens blijven hangen in
zijn ontwikkeling. Maar wel gauw op zijn teentjes getrapt, vond ik. Hij prakkiseerde
te veel. Had soms ook een hoge dunk van zichzelf. Hoorde jij dat hij zei dat
hij zelf ook een beetje een kunstenaar was? Maar jij ging heel goed met hem om,
vind ik. Je liet hem in zijn waarde. Die jongen was toch niet gek! Maar, zeg
eens, schrok jij daar zelf niet van? Toen die Bas op een keer zo vertwijfeld
van woede was. En dat hij toen eigenlijk alleen maar huilen wilde. Maar dat
wilde hij natuurlijk niet zo in de groep. Zo en plein public. Hij wilde zich
groot houden. Ik vond het heel mooi van je, hoe je dat deed. Dat jullie samen
naar een ander lokaal zijn gegaan. Daar was niemand. En daar kon hij zijn
tranen de vrije loop laten. Hij huilde als een kind. Jij stond heel dicht naast
hem. En legde toen heel lief een arm om zijn schouders. Je steunde hem en
troostte hem. Dat vond ik heel ontroerend. Maar ik zou me toch wel een hoedje
schrikken, als mij gebeurde wat bij jou gebeurde: je lid zwelde in je
onderbroek! Heel even maar, maar 't gebeurde. Ik zag dat je je er geen raad mee
wist. Nou, vertel dat maar aan niemand, jongen. Daar komt alleen maar narigheid
van. En problemen. Maar ergens vind ik het ook heel erg mooi, dat het zo
menselijk kan zijn, zo'n contact tussen patiënt en therapeut.
Zeg,
die portretten, die je in je atelier gemaakt hebt van patiënten die klaar waren
met de therapie, laat jij die nog eens ergens zien? Of blijven die weer in je
atelier? En
is dat nu tegenwoordig jouw kunst? Of is het meer iets wat bij die opleiding
hoort? En
die Bob, zit die er ook bij?
Zo.
Ik kan nog duizend dingen meer schrijven. Maar dit lijkt me voor het moment
voldoende.
Het
ga je goed,
Ik
hou van jou."