hoera voor potlood, krijt & kwast! - lezing 2013

Geachte aanwezigen,

Allereerst zou ik graag de titel van mijn bijdrage aan deze dag 'Innovatie Vaktherapie in de GGZ ter bevordering van efficiënt en effectief werken binnen zorglijnen' willen wijzigen in het simpele

'hoera voor potlood, krijt & kwast!'

Ik ben een laatbloeier!
Na veel omzwervingen ben ik op mijn 26ste op de kunstacademie beland en op mijn 51ste behaalde ik mijn diploma beeldend therapeut aan de HAN in Nijmegen.

Ik ben beeldend kunstenaar
Ik was geen jongetje dat constant in de weer is met creatieve uitspattingen; het was meer een 'vinden van oplossingen' binnen de gebieden waar ik in geïnteresseerd was. Niet wat betreft technieken en materialen, maar meer over hoe alles zo gaat in de wereld. Hoe gaan de mensen met elkaar om. Ook verwondering over het gedrag van mensen. Ik hield - en houd er nog steeds - van  dingen mooi neer te zetten, combinaties te maken, sferen te creëren. Het een komt uit het ander voort. Mijn leven leid ik niet vanuit een van te voren uitgestippeld plan. Ik zet heel vanzelfsprekende stappen op de weg, waar ik mij zo nu en dan met horten en stoten op voortbeweeg. Waar deze weg toe leidt? Ik heb geen idee. Dat boeit me ook niet werkelijk. Als ik wist waar de weg op uit zou komen zou mij de lust in het wandelen vergaan. Terugkijkend echter ontrolt zich gestaag een logisch  en kloppend verhaal, mijn levensverhaal.

Ik ben beeldend therapeut
Na jaren als beeldend kunstenaar actief te zijn geweest bekroop mij het gevoel dat ik méér met de kunsten wilde dan enkel mooie producten maken. Daarom stelde ik mijn atelier open aan al wie wilde komen tekenen en schilderen en zo leidde de weg mij naar de beeldende therapie.
Ik houd van mensen.
Binnen de sessies die ik uitvoer aan de Kliniek voor Neuropsychiatrie van het Vincent van Gogh Instituut in Venray werk ik niet vanuit een tevoren uitgestippeld plan. Ik zet heel vanzelfsprekende stappen tijdens de gang door de sessies, waar ik mij zo nu en dan samen met de patiënt met horten en stoten op voortbeweeg. Waar deze weg toe leidt, geen idee. Het is een groot voordeel, dit niet-weten: het geeft de patiënt en mij de vrijheid om zijpaden in te slaan en laat alle mogelijke einden en conclusies open. Als ik wist waar de weg op uit zou komen zou mijn blik beperkt worden en ik zou een weg gaan uitstippelen, opdat we op de gewenste plek zouden aankomen.

De muzen
Toen ik in 2002 ging studeren aan de HAN stond het onderwijs in het teken van 'het nieuwe leren'. Rond die tijd ook, meen ik, werd creatieve therapie bij de verzamelnaam 'vaktherapieën' ondergebracht. Tenslotte verdween het woord 'creatieve' helemaal. Wonderlijk, wonderlijk.
De creatieve therapieën (muziek, drama en beeldend) zijn de musische therapieën. Er wordt gewerkt met grootheden die niet te vatten zijn, meer vanuit de geest dan vanuit het verstand worden ingegeven. En vergeet daarbij het hart niet, of de levensenergie.
Het fenomeen 'vaktherapie' ontstond in de dagen dat de psychomotore en de creatieve therapieën intens gingen samenwerken.  Ook hier heb ik geen idee waartoe dit is gedaan. Twee zo verschillende disciplines die samen een front vormen: dat leidt enkel tot krachtsverlies van het musische.

Over terminologie
Tijdens mijn opleiding aan de HAN maakte ik kennis met nieuwe termen: competenties, feedback geven, persoonlijke ontwikkelingsplannen, reflectieverslagen, en al wat meer zij. Een van die termen is: interventie.
Laat ik het nu daarover in dit praatje moeten hebben, wil ik voldoen aan de opdracht die het organiserend comité van vandaag voor mij in petto heeft. En toegegeven, hoe wars en dwars ik ook over mag komen, ik wil aan een opdracht die ik eenmaal heb aangenomen graag voldoen.

'Beeldende therapeutische interventies binnen het Vincent van Gogh-GGZ'

De Dikke van Dale verbindt het woord 'beeldend' direct aan de kunsten. Hij (de Dikke van Dale moet welhaast een hij zijn) laat ons weten:
de beeldende kunsten: kunsten die door een zichtbare afbeelding iets tot uitdrukking willen brengen.

De Dikke van Dale omschrijft 'therapie' als
'onderdeel van de geneeskunde, dat zich met het behandelen, in het bijzonder met de genezing van zieken bezig houdt', een reden te meer om per direct de veel gebezigde term cliënt weer te vervangen door het vermeden woord 'patiënt'. Ook noemt Van Dale 'therapie' een 'methode om iets te veranderen'.

In de papieren Dikke van Dale uit 1984, die ik thuis heb staan, bestaat het begrip interventie in de huidige betekenis van het woord nog niet. Daar wordt interventie omschreven als: tussenkomst, ingrijpen, bepaaldelijk van een staat in de aangelegenheden van een andere staat en meest in de zin van ongewenste, gewelddadige tussenkomst.
In de wereld van zorg en management (vandaag de dag zo vaak in een adem genoemd) wordt interventie als volgt beschreven:
'Interventies zijn methoden en technieken die je gebruikt om het gedrag van de cliënt te veranderen en zijn omstandigheden te beïnvloeden'.

De woorden 'interventie' en 'therapie' staan beiden voor 'een methode om iets te veranderen'. De  term  'therapeutische interventies' is dan ook over done. Laten we ons niet belangrijker maken dan we zijn en in het vervolg spreken over 'beeldende interventies' of 'beeldende therapie'

Eerst is er de kunst, dan komt de therapie
'Toegepaste kunsten' zou volgens mij beeldende therapie het beste genoemd kunnen worden, ware het niet dat de term 'toegepaste kunst' al door de zakenwereld van de ontwerpers is geconfisqueerd.
Een zakenwereld die inmiddels ook in de wereld van zorg en therapie zijn invloed doet gelden: we behandelen geen patiënten meer, maar we 'maken productie'. Patiënten worden aangesproken als cliënten. Ik houd liever vast aan de term patiënt: immers de mensen die zich melden voor mijn therapie komen met hun klacht bij de dokter/psychiater en deze verwijst hen dan op zijn beurt weer door naar mij. 'De klant is koning' verglijdt als snel tot een 'nieuwe kleren voor de keizer', met als gevolg dat de patiënt in de kou blijft staan.

Binnen mijn eigen praktijk aan de Kliniek voor Neuropsychiatrie komt het begrip interventie als hierboven beschreven niet werkelijk overeen met wat ik zoal doe: mijn therapeutisch handelen is niet  gericht op verandering, maar heeft tot doel observatiegegevens verzamelen. Hoofddoel van de opname is de patiënt in kaart (vooruit: in beeld) brengen en zodoende een bijdrage te leveren aan een heldere en gedegen diagnosestelling.
Het is mijn opdracht zoveel mogelijk zicht te krijgen in en op de mogelijkheden en onmogelijkheden van de patiënt. Daartoe moet ik hem in beweging zien te krijgen. Ik moet hem verleiden, soms ook bevelen tot het aangaan van activiteit. Zonder activiteit valt er immers weinig te observeren.

Het evidence-beest
Het evidence-based denken is ook de beeldend therapeuten van het Vincent van Gogh Instituut niet voorbij gegaan. Het idee ontstond om afzonderlijke werkvormen te beschrijven en onderzoeken. Wat is de impact van bijvoorbeeld de opdracht 'teken vier bomen, die wortelen vanuit het midden en elke boom stelt één seizoen voor'? Wie kan met zo een opdracht uit de voeten en wie helemaal niet? Hoe zien de werkstukken er uit? Kun je beeldkenmerken relateren aan ziektebeelden? Kun je materialen koppelen aan persoonlijkheden? Et cetera. Men was enthousiast en er werd een aanvang met eigen onderzoek gemaakt.
 Maar beeldend therapeuten zijn geen onderzoekers in de wetenschappelijke zin van het woord en daarom werd hulp van buiten gevraagd. Aldus kwamen we in het vaarwater van RAAK en zijn we in een onderzoekscircuit gerold, waarin ik langzaam maar zeker mijn eigen beweegreden tot onderzoek niet meer herken.

Onderzoek naar 'de effectiviteit van beeldende therapie' is zoiets als onderzoek doen naar 'de effectiviteit van de dokter bezoeken'. Het begrip is te ruim en het onderzoeksveld te uitgebreid. Ook een 'onderzoek naar beeldende interventies' is te ruim opgezet: de mogelijkheden die een beeldend therapeut heeft tot interveniëren zijn talloos. Een inperking van de onderzoeksvraag lijkt relevant. We kunnen dan denken aan een onderzoek als 'het inzetten van vetkrijt binnen beeldende therapie'. Vergelijk het met een onderzoek als 'de werking van paracetamol bij hoofdpijnklachten'.

Patiënt/therapeut relatie
Zoals bekend is de effectiviteit van therapie hoofdzakelijk gelegen in de relatie patiënt/therapeut.  70% van het welslagen van een therapie komt hieruit voort! Laten we dan aan een onderzoek naar de effectiviteit van het middel waarvan in de therapie gebruik wordt gemaakt niet al te zwaar tillen. De beeldende therapie bedient zich van het medium beelden, een term die sinds het optreden van Jomanda een onsmakelijke bijklank heeft. Laten we het woord 'medium' toch vervangen door 'potlood, krijt & kwast'.
De aandacht van de beeldend therapeut moet zoveel en effectief mogelijk geïnvesteerd worden in de patiënt/therapeut relatie. Via de taal van potlood, krijt & kwast bewerkstelligt de beeldend therapeut deze relatie. Het is van het allergrootst belang dat de beeldend therapeut potlood, krijt & kwast tot in het diepst van hun wezen kent. De beeldend therapeut moet niet alleen verdomd goed weten wat een potlood doet, maar zeker ook wat de impact is van een leeg vel papier.

Ervaringsdeskundige
De beeldend therapeut als ervaringsdeskundige. Natuurlijk is het niet zo dat de beeldend therapeut alle facetten van psychische nood moet hebben doorlopen om een goede patiënt/therapeut relatie te kunnen opbouwen. Dat is onzin. Wel moet hij voldragen ervaringen hebben opgedaan in het werken met potlood, krijt & kwast en dit vanuit ieder denkbare gemoedstoestand.
Een kunstenaar doet dit al van nature; hij kan niet anders. Zijn gedrevenheid tot beeldend scheppen maakt dat hij dag en nacht bezig is met vorm geven, met creëren, met het vertalen van zijn wereld in beelden. Hij gebruikt zijn potlood, krijt & kwast om uiting te geven aan de vreugde van het leven, maar confronteert zijn papier of doek evenzeer met diep verdriet en ongeluk. Het is zijn middel tot communiceren, daar waar woorden te kort schieten. De kunstenaar/therapeut weet wat een potlood met je kan doen, welke kracht vetkrijt vraagt. Hij kent de confrontatie met het lege vel; de frustraties van het niet lukken en het intense geluksgevoel dat een geslaagd werkstuk kan oproepen.

Ik pleit er hier op deze plek dan ook voor om kunstenaars in te zetten als beeldend therapeut.

Vanuit zijn 'ervaringskennis' is de beeldend therapeut in staat bij de patiënt een  onontgonnen gebied aan te boren en een werkrelatie met hem op te bouwen. Zijn interventies zijn gebaseerd op de kennis en ervaringen die hij heeft opgedaan met materiaal, techniek en beeld.

Kliniek voor Neurposychiatrie
Als gezegd is het hoofddoel van mijn beeldende therapie is het in beeld brengen van de lichamelijke, affectieve, cognitieve en sociale functies van de patiënt. Dat betekent dat ik observatiemogelijkheden moet creëren. Verandering bewerkstelligen staat niet op de voorgrond. Dat er wel degelijk aan verandering wordt bijgedragen staat buiten kijf: iedere ingreep, elke vorm van aandacht, het aangaan van een relatie brengt verandering te weeg! En natuurlijk doen patiënten ervaringen op ? positief en ook negatief ? , ervaren ze ontspanning, leren zij hun gedachten te verzetten, iets af te maken, in beweging te komen. Dit zijn allemaal gelukkige bijwerkingen van de beeldende therapie.

Beeldende therapie is een instrument bij uitstek om observatiegegevens te verzamelen. Er is een breed spectrum aan materialen, technieken en werkvormen. Ieder van hen vergt een eigen benadering, heeft zijn eigen mogelijkheden. Én heeft zijn eigen beperkingen, wat minstens zo belangrijk is. Ieder heeft zijn eigen karakteristieken: een tekenpotlood 6H laat een andere dimensie op papier zien dan potlood 6B. En: er is een zichtbaar en tastbaar resultaat.

Ik vertelde eerder dat ik binnen de sessies die ik uitvoer aan de Kliniek voor Neuropsychiatrie van het Vincent van Gogh Instituut in Venray dat ik niet tevoren uitgewerkt plan uitstippel. Dat is een beetje kort door de bocht. Natuurlijk is er een plan: het verzamelen van zo veel mogelijk observaties van de patiënt. Daartoe creëer ik mogelijkheden en bied ik activiteiten aan. Ik wil de patiënt in beweging hebben en zoveel mogelijk kwaliteiten van hem aan bod laten komen. Zo wordt dan uiteindelijk het palet zichtbaar van waaruit de patiënt zijn eigen bestaan zou kunnen vorm geven.

Rotzooi
Van Karel Appel is de roemruchte uitspraak - toen hij in 1955 (nota bene mijn geboortejaar) werd gevraagd hoe hij zo tot zijn schilderijen kwam - 'Ik rotzooi maar wat aan'. Een boude uitspraak, natuurlijk en zeker geen antwoord dat een beeldend therapeut behoort te geven aan een verwijzer. Maar ik herken mij in deze uitspraak. Immers wat doe ik als therapeut anders dan Appel deed op zijn doeken, namelijk kijken wat er is en daarop reageren met alle middelen die je in huis hebt? De mogelijkheden zijn zo talrijk, dat hij het gevaar loopt om als een kip zonder kop dan maar het hele regiment activiteiten aan te bieden.
Er dienen ten behoeve van heldere observatie keuzes te worden gemaakt, daartoe dit product:

'Observaties vergaren middels beeldende therapie als bijdrage aan de diagnosestelling'

Materialen
In mijn therapielokaal vind je enkel de materialen: wit tekenpapier, drukpapier, aquarelpapier, grafietstiften, kleurpotloden, houtskool, vetkrijt, pastelkrijt, aquarelkrijt en aquarelpotloden, viltstiften, Ecoline, Oost-Indische inkt, waterverf, acrylverf, drukverf, grove en fijne chamotteklei en enkele spekstenen. Daarbij natuurlijk een mooie verzameling penselen en kwasten, boetseer- en beeldhouwgereedschap. Als ik dit zo op een rijtje lees besef ik dat dit al een gigantische hoeveelheid is! Maar overzichtelijk en betrekkelijk eenvoudig.
 
Het doen
Deze materialen vragen ieder om hun eigen benaderingswijzen, hebben ieder hun specifieke kwaliteiten. Pastelkrijt is zacht, brokkelt en geeft snel af; vetkrijt vereist fysieke kracht wil je een tekening goed in de kleur zetten, aquarelkrijt laat een onmiddellijke verandering in beeld zien bij het wassen van de kleuren. Ieder mens, in ons geval iedere patiënt heeft niet alleen zijn eigen mogelijkheden, maar ook zijn eigen voor- en afkeuren.

Interventies
Dit product kan fungeren als een verzamelbak voor ieder die middels potlood, krijt & kwast patiënten aan het werk wil zetten en zodoende informatie verzamelen wil over diens lichamelijke, affectieve, cognitieve en sociale functies.
De opdrachtenreeks is zo samengesteld dat aanspraak wordt gemaakt op de kwaliteiten die de patiënt in huis heeft binnen al deze domeinen. Daartoe wordt een uitgebreid scala aan materialen en technieken ingezet, als ook een diversiteit aan opdrachten en thema's.

Het aanbieden van een opdracht is al een interventie an sich. Maar daar blijft het niet bij. Juist tijdens het maken van het werkstuk vinden de interventies plaats. Dat kan zijn in de wijze van het aanbieden van het papier, adviseren bij het juiste gebruik van de materialen tot een in gesprek gaan over de inhoud van het werkstuk. Beeldende therapie is een therapie van ervaren:

maken = meemaken
werken = verwerken

Er zijn geen 'harde conclusies' uit dit product te halen. De werkvormen en de thema's zijn niet afzonderlijk onderzocht en er kunnen dus geen alom geldende uitspraken uit worden afgeleid. Wanneer de therapeut echter consequent en gedurende langere tijd de patiënten deze reeks opdrachten laat uitvoeren, ontstaat zijn eigen databank en zal hij naar verloop van tijd verbanden kunnen herkennen die zicht geven op een patiënt of zelfs op een groep patiënten.

Uit ervaring heb ik geleerd dat de inbreng van de door patiënt gemaakte werkstukken een geheel eigen bijdrage leveren aan de behandelvergaderingen. Immers middels tekenen en schilderen ontstaan beelden. Deze beelden vormen als het ware een illustratie bij de verhalen en ervaringen die artsen, verpleegkundigen en andere therapeuten opdoen met patiënt. Meer dan eens klinkt een 'oh ja!' van herkenning of een 'jeetje!' van verrassing.

Zij gezegd dat de waarde van beeldende therapie, van 'potlood, krijt en kwast' in een therapeutische context niet op zichzelf staat maar pas - beter gezegd juist -  in combinatie en samenwerking met een behandelteam volledig tot zijn recht kan komen. Het is dan ook van groot belang, zelfs onontbeerlijk, dat beeldend therapeuten aanwezig zijn bij de behandelbesprekingen in een multifunctioneel team en de werkstukken die de patiënt heeft gemaakt koppelt aan zijn bevindingen ten tijde van het maakproces in de therapiesessies.

Tot slot laat ik u een vijftal tekeningen zien. Zij zijn in de afgelopen jaren gemaakt door patiënten die waren opgenomen bij de Kliniek voor Neuropsychiatrie in Venray.

De patiënt krijgt een vel wit tekenpapier, 160 grm.,  50 x 50 cm. en een doosje met 12 aquarelkrijtjes.
De therapeut tekent met potlood een cirkel op het vel. Dan nodigt hij de patiënt uit om in het midden van deze cirkel met potlood een rondje te tekenen in de grootte 'van pakweg een mandarijntje'.
Vervolgens luidt de opdracht: teken met dit krijt 4 bomen, die wortelen vanuit het midden en elke boom stelt 1 seizoen voor. Nb: bij het uitspreken van de opdracht geeft de therapeut al wijzend de beweging aan van binnen naar buiten.
De therapeut wenst dan de patiënt veel plezier bij het werken aan de opdracht.
Wanneer de patiënt aangeeft dat zijn tekening klaar is, laat de therapeut op een testpapiertje zien wat er gebeurt als je aquarelkrijt bewerkt met kwastje en water. Dan geeft hij de opdracht: loop al de krijtlijnen na met een natte penseel en 'was' zo je tekening.
Wanneer de patiënt wederom aangeeft klaar te zijn, volgt de opdracht: schrijf bij iedere boom een woord die daarbij past (niet zomer, herfst, etc).
Wanneer de patiënt daarmee klaar is volgt de laatste deelopdracht: maak van deze woorden een zin.

Dank voor de aandacht en veel plezier bij het bekijken van de tekeningen.


Maastricht, 22 maart 2013



terug naar archief

Next

Bart Drost

vrij kunstenaar

Graafseweg 183a
6531ZR Nijmegen